THERAPIE

Depressie

drie benaderingen.
klachten / wat is er aan de hand / schema Beck
  1. cognitieve therapie
  2. gedragstherapie
  3. interpersoonlijke therapie
beroepsvereniging over Depressie / literatuur / test u zelf / informatieve site /

Klachten

Ik heb nergens meer zin in. Ik kan me niet meer concentreren. Elke ochtend wordt ik om vijf uur wakker en ik kan daarna niet meer in slaap komen. Meestal lig ik dan te piekeren over van alles en nog wat. Soms doezel ik een beetje weg vlak voor de wekker gaat. Ik voel mij voortdurend moe. De laatste tijd heb ik zo'n akelig gevoel in mijn buik. Ik zie als een berg op tegen activiteiten waar ik vroeger mijn hand niet voor omdraaide. De toekomst baart mij zorgen. Wat moet er terecht komen van mij en van mijn gezin. Als ik denk aan de toekomst dan breekt het angstzweet mij uit. Het leven heeft voor mij geen zin op deze manier.

Wat is er aan de hand ?

Om het ontstaan van een depressie te begrijpen volgen we het schema vanBeck.

Vaak is er een aanleiding , uitlokkende gebeurtenis genaamd, die de aanzet geeft tot een depressie. Een vriend(in) die het uit maakt, een mislukking op het werk of iets dergelijks.

Depressieve gevoelens treden op de voorgrond wanneer de uitlokkende gebeurtenis bepaalde zo genaamde basisaannamen activeert. Basisaannamen zijn fundamentele opvattingen over jezelf, over de wereld en over je plaats in die wereld. Die basisaannamen zijn als het ware conclusies die zijn getrokken uit ervaringen. Vaak betreft het ervaringen uit de kindertijd: bijvoorbeeld een scheiding van de ouders, pesten op school of het blootgesteld worden aan een overmaat van kritiek. Dergelijke ervaringen kunnen zo'n indruk maken dat men de conclusie trekt: 'ik ben slecht', ik ben te min om van te kunnen houden', etc. Deze conclusies nu noemt men basisaannamen. Zij bepalen de interpretatie van talloze gebeurtenissen in het verdere leven.

Na een uitlokkende gebeurtenis ziet men de basisaanname bevestigd en men vormt gedachten die passen bij de basisaanname, depressief makende gedachten. Deze gedachten starten een proces dat leidt tot depressie. Voorbeelden van depressief makende gedachten zijn: Het is altijd hetzelfde liedje, ze laten je toch altijd in de steek niemand houdt van mij het is altijd hetzelfde ik zal altijd alleen blijven.

Die gedachten zijn vaak niet correct. De uitlokkende gebeurtenis heeft in veel gevallen een heel andere verklaring. Die vriend(in) komt tot de conclusie dat zij/hij niet goed past bij de ander of het was toch al niet de bedoeling om een echte relatie aan te gaan bijvoorbeeld omdat hij/zij nog niet over de vorige heen was, de gast laat het afweten omdat hij ziek is of ruzie heeft gekregen met iemand, noem maar op.

De depressie zelf heeft diverse, deels lichamelijke, gevolgen:

Negatieve herinneringen komen meer beschikbaar.

Negatieve gebeurtenissen in het heden met springen meer in het oog.

Eetlust vermindert, met het gevolg dat het lichaam verzwakt.

Anderen gaan juist meer eten om een naar gevoel in de buik kwijt te raken. Dan volgt wroeging over het teveel eten.

Het slaapritme wordt verstoord (vroeg wakker worden).

Vermoeidheid en apathie.

De zin om leuke dingen te ondernemen verdwijnt zodat het leven er nog grauwer uit gaat zien.

Lusteloosheid.

Deze effecten zorgen voor het ontstaan van een vicieuze cirkel. De depressie leidt tot depressief makende gedachten en de depressief makende gedachten leiden tot (een verdieping van de) depressie.

Becks schema: depressie

Beck's schema voor depressies

Cognitieve therapie (Beck)

In de therapie worden basisaannamen en depressief makende gedachten opgezocht. Cliënt en therapeut onderzoeken samen in hoeverre die gedachten ook nu nog relevant zijn. Ook worden de depressieve symptomen onder de loep genomen: depressieve manieren van waarnemen, vertekende herinneringen, alles wat depressieve gevoelens op roept. Zo worden alle factoren die de depressie in stand houden onderzocht en waar nodig bijgesteld. Depressie is daarna niet langer een lot waardoor men getroffen wordt maar het is een manier van denken en doen geworden. Het resultaat is dat men controle krijgt over zijn (depressieve) gedachten en gevoelens.

Gedragstherapie (Lewinson)

Volgens Lewinson is depressie het gevolg van een gebrek aan positieve ervaringen. Als iemand in een bepaalde periode in het leven een grote teleurstelling mee maakt krijgt hij of zij de neiging zich terug te trekken. Vervolgens is er het risico dat hij terecht komt in een negatieve spiraal. Het zich terugtrekken, zorgt ervoor dat er ook niets gebeurt waardoor iemand weer in een positieve stemming terecht zou kunnen komen. In plaats daarvan verdiepen de depressieve gevoelens zich Depressie veroorzaakt gevoelens van hulpeloosheid en hopeloosheid hetgeen weer de apathie versterkt. De behandeling is erop gericht het activiteiten niveau te verhogen. De cliënt moet weer hoop krijgen dat de verbetering mogelijk is als hij/zij maar wat gaat doen. De therapeut helpt erbij de activiteiten zo te structureren dat de kans op positieve ervaringen groter wordt. Onder meer door het registreren van activiteiten en de gevolgen van die activiteiten gaat de cliënt weer mogelijkheden zien.

Interpersoonlijke therapie (IPT)

Er is steeds een wisselwerking tussen depressie en de interpersoonlijke contacten. Belangrijke veranderingen in deze verhoudingen gaan vooraf aan het optreden van de depressieve klachten. Bij interpersoonlijke therapie zoeken cliënt en therapeut samen welke veranderingen een rol hebben gespeeld.

Eén van de volgende vier focussen komt daarbij centraal te staan:

  1. Rouw:

    Reacties op het verlies van een geliefde geven op zich geen reden om in therapie te gaan.In de meeste gevallen is het het beste om de tijd zijn werk te laten doen. In de rouwperiode kunnen verschillende emoties en gedachten zich voor doen.

    • In de eerste plaats kan men terecht komen in een toestand van verdoving. Men realiseert zich nog niet ten volle wat er eigenlijk gebeurd is.
    • Dan volgt een reactie van ongeloof, of ontkenning. Men houdt zich voor dat de situatie op een of andere manier nog terug gedraaid kan worden.
    • Vervolgens ervaart men woede en verzet. Men voelt zich slachtoffer van een onrechtvaardig lot.
    • De voorlaatste fase gaat gepaard met gevoelens van wanhoop en verdriet. De volle betekenis van het verlies dringt door, alsmede het besef van onomkeerbaarheid ervan.
    • Tot slot volgt integratie en het open staan voor nieuwe banden.

    Deze sequentie is niet star, maar over het algemeen treedt elk van de beschreven gevoelens wel op in één of andere periode. Depressieve klachten kunnen het gevolg zijn van gestagneerde rouw, d.w.z. dat iemand in één van de eerste vier fases blijft steken. Therapie kan in die situatie geïndiceerd zijn.

    In interpersoonlijke therapie wordt een nauwkeurige inventarisatie gemaakt van de relatie met de overledene, gevoelens rondom het overlijden worden besproken en geactualiseerd. De therapeut helpt de cliënt op zo'n manier omgaan met de erbij behorende gevoelens dat ze doorgemaakt en verwerkt kunnen worden. Vervolgens ontwikkelt de cliënt samen met de therapeut een nieuw perspectief zodat weer hoop kan ontstaan.

  2. Interpersoonlijk conflict Wanneer interpersoonlijk conflicten een rol spelen bij het ontstaan van depressie gaat het meestal om een conflict met de partner. De persoon is het zich zelf vaak niet bewust dat er een verband is tussen de depressieve klachten en conflicten. Het kan zijn dat er een patroon is van conflictvermijding waardoor een helder zicht op deze samenhang ontbreekt. Nadat het verband gelegd is tussen interpersoonlijke conflicten en depressieve klachten maakt de therapeut samen met de cliënt een analyse van communicatieproblemen en zoekt met de cliënt naar effectievere manieren om de conflicten op te lossen. Eventueel kan aansluitend partner-relatietherapie volgen.
  3. Interpersoonlijke rolverandering. Rondom wijzigingen van de levensfase, zoals een overgang van werken naar pensionering, of van ongebonden vrijgezelnaar gehuwd paar, treden vele veranderingen op die niet alleen winst maarook verlies betekenen. Zo'n verlies heeft gelijkenissen met een rouwproces. Dergelijke verliezen kunnen, wanneer ze niet goed verwerkt worden, aanleiding zijn voor het ontstaan van depressieve gevoelens. In IPT vestigt de therapeut aandacht op de noodzakelijke aanpassingen. De cliënt wordt geholpen de verliezen te accepteren.
  4. Interpersoonlijk tekort. Een cliënt kan moeite hebben met het aangaan van en met het onderhouden van betekenisvolle interpersoonlijke relaties. De therapeut maakt dan met de cliënt een overzicht van het sociaal netwerk van de cliënt. Verder wordt gekeken welke relaties in het verleden goed iepen. Van vroegere relaties wordt onderzocht hoe ze verbroken zijn. Het is de bedoeling patronen te ontdekken. Dan kan een plan worden opgesteld om met kleine stappen en rekening houdend met beperkingen een verbetering te krijgen in de interpersoonlijke betrekkingen.

De behandeling volgens IPT heeft de volgende fasering

  1. In de eerste sessie wordt de diagnose 'depressie' gesteld
  2. Dan maken cliënt en de therapeut samen een overzicht van het sociale netwerk van de cliënt
  3. In de derde fase wordt een relatie gelegd tussen één van de vier focussen en de depressie. De behandeling wordt dan toegesneden op dat focus. De therapie richt zich dus op rouwverwerking, op het aangaan en zo mogelijk oplossen van interpersoonlijke conflicten, op het accepteren van het verlies van de vorige rol en het aanpassen aan de nieuwe rol dan wel op het aanleren van nieuwe vaardigheden om het interpersoonlijk tekort op te heffen.
  4. In de laatste zittingen wordt de verandering uit de vorige fase geconsolideerd en worden ze geïntegreerd in het dagelijkse leven en in een nieuw toekomstperspectief.

Zelftest

Beroepsvereniging VGCt informatie over depressie

informatieve site

Literatuur